Voor John / toespraak Hans Böhm bij crematie John Schell

Hans Böhm was één van de sprekers bij de crematieplechtigheid van John Schell j.l. 15 oktober. Hans was bereid om de tekst van zijn toespraak ter ere van John integraal op de site van SO Rotterdam weer te geven.

“Voor John,

John Schell, John, Johnny-boy, het was een voorrecht om met jou op te groeien.

Lieve Janny, ik spreek over mijn goede herinneringen aan John in de periode van vlak voor jouw lange periode, jouw tijd met John.

John was in die belangrijke, vormende jaren van 16-20 jaar voor menigeen een voorbeeld, ook voor mij, hij was mooi en sterk en vrolijk en interessant. Hij was net een paar jaar ouder en dat zegt zo veel in die leertijd van het leven. Ik imiteerde hem, begrijp wat ik zeg, een groter compliment is er niet, ik imiteerde hem. Ik probeerde te dansen zoals hij, sexy, never mind, toch ritmisch, losse heupen, ondertussen volledige aandacht voor de girl van dat moment. En dan ook weer juist niet, om te laten zien dat je iemand was, zelf iemand was; ’t ziet er wellicht simpel uit voor de buitenstaander maar ‘t is een heel complex gebeuren, een heel complexe, intelligente manier van alles tegelijk: bewegen / denken / doen.

John was een winner, had zoveel talenten. Hij kon goed tafeltennissen, en driebanden. Hoeveel partijen hebben we niet gespeeld bij Piet van der Pol, een levende legende in zijn biljartcentrum en natuurlijk biljarten met het telefoonboek op tafel. Tafelvoetbal, zijn aanvalsballen waren verraderlijk: terugspelen van de middenman naar de rechts- of linksbuiten en dan hard half raken, zodat de bal diagonaal op het doel afkwam, moeilijk te pareren. Flipperen: John manipuleerde met de heupen de kast, tot de grens van TILT, zocht die grens op, zodat je het maximale uit de kast haalt. En kaarten, en dobbelen, hij won bijna altijd, zat er  zelden in voor een rondje, een goede leermeester.

Eigenlijk kon John alles goed waar psychologen van zeggen: dat moet je NIET doen in je jeugd, leer een vak, een ambacht, studeer: John had daar maling aan, had zijn eigen levensfilosofie. Hij studeerde Leven, was levensgenieter. Hij had een leerstoel kunnen hebben op de universiteit: studie genieten van het leven. Want naast al die acties, die sporten en spellen, 100 keer opdrukken, balletje hooghouden, ik kom zo dadelijk op schaken, was hij ook een verteller, een verhalen verteller.

Als hij ergens was geweest, maakte niet uit waar, een of ander dorp in binnen- of buitenland, of zomaar iemand aan het water tegengekomen, iemand met een bepaald inzicht in wat dan ook, kon iets met koken zijn of iets met een hoedje, of een saaie hobby: dan kon John daar over vertellen op een manier dat je geboeid werd, dat het interessant was, maakte niet uit wat. Dat is een kunst: de vertelkunst, waarin verweven liefde voor de mens, voor het nieuwe, het onbekende, het onverwachte.

Drugs: tuurlijk, drugs, drank, rock & roll, dat was John. John draaide goeie joints, niet te vergelijken met de hedendaagse chemisch behandelde zaken, nee, echt nog soft-drug, en dan met aandacht de juiste hoeveelheid Libanon of Afghaan in je checkie verkruimelen en verdelen en dan het ritueel van aansteken, een paar mooie halen zodat-ie goed rondom brandt en dan doorgeven. John nam altijd de grootste halen maar dat mocht, hij was John. Hij was leermeester in alle zaken die plezier geven in het leven.

We vonden eens ergens een voorwerp onder een kast, totaal onduidelijk wat het was, waarvoor het diende, wat voor materiaal: wat hebben we ons verbaasd over het bestaansrecht, wat hebben we gelachen over de meest onzinnige suggesties waar het voor zou kunnen dienen, urenlang in mijn herinnering: zomaar, over een voorwerp. John had humor, zonder humor kan het niet, en een mooie aanstekelijke lach. Voor de gave van vertellen, verhalen moet je oog hebben voor detail. We hingen aan zijn lippen in die tijd.

En dan tot slot nog een talent: schaken. John was een goede schaker, een hoofdklassespeler. Wat een talent moet hij gehad hebben want hij studeerde niet en toch kwam hij heel ver.

In de bus van Huib gingen we met Jan Timman naar een Open toernooi in Duitsland, net over de grens, John van Baarle ging ook mee. Het was een toernooi voor viertallen en we kwamen een ronde te laat aan. Huib deed mee in het team van Lufthansa, die kwamen een man tekort, vandaar. Jan was al heel goed in die tijd dus dat die aan bord 1 alles won was normaal, uiteindelijk wonnen we het toernooi zelfs nog en dat haalde de pers: JugendTeam aus Holland kommt zu spät und gewinnt doch.

John van Baarle ging weer naar huis, had een gewone baan in die tijd, kon meerijden met iemand. Huib reed ’s nachts de verkeerde kant op en we besloten dan maar een kijkje te nemen in Oost-Duitsland. Wij sliepen min of meer languit in dat busje op een groot geïmproviseerd bed, redelijk comfortabel met z’n drieën, Huib, Jan en ik maar John wilde voorin slapen, op die twee rijdersstoelen. ’s Ochtends een beetje rekken en wat kniebuigingen en dan was-ie weer zo fit als een hoentje. Bij de grens van West-Oost Duitsland werd de hele auto leeg geruimd, alles lag op straat, men vermoedde drugs bij die langharige Westerlingen en snuffelende herdershonden liepen door onze spullen te snuiven. Ze vonden het pakketje dat in de boter verstopt zat niet; wat een risico hebben we genomen maar dat hoorde bij die tijd. Ergens in Oost-Duitsland draaide John een hele grote joint voor een sympathieke ober, die weg wilde uit dat regiem maar dat niet kon. Hij had gehoord van Provo en het vrije denken. “Bewaar dit voor een goed moment”, had John hem op het hart gedrukt en we hoopten op onze doorreis dat hij een echt goed moment zou kiezen, het was goed spul. We kwamen terecht in Joegoslavië, waar de auto ’s nachts tijdens de slaap van de besneeuwde berg achteruit begon te glijden richting ravijn. Levensgevaarlijk, spannend, met de kussens en dekens en verzamelde takken probeerden we de auto te stoppen, tussendoor grappen makend.

En zo ging het altijd als je met John op reis was. Je maakte wat mee. Ik denk er nog steeds met plezier aan terug.

En soms ook met een bijgedachte; wat nu als John een van die vele talenten goed had uitgenut, als hij ergens vol voor was gegaan en niet van alles een beetje. Hoe ver had hij wel niet kunnen komen op sportveld, in theater, als succesvol barman?

Het zijn onzinnige overwegingen, John was zoals hij was, hij koos heel bewust voor dat leven zonder enige regelmaat.

Het was een voorrecht om met jou op te groeien, John”.

Hans Böhm